Bertolt Brecht: Expats en de gevolgen ervan – Een terugblik!
Op 8 juni 2025 wordt op de kalenderpagina gekeken naar historische gebeurtenissen, waaronder de ontheemding van Bertolt Brecht en de oprichting van de Duitse Bond.

Bertolt Brecht: Expats en de gevolgen ervan – Een terugblik!
8 juni 2025 markeert de verjaardag van een belangrijke historische gebeurtenis: in 1935 publiceerde het Reichsministerie van Binnenlandse Zaken de vierde expatlijst. Onder de getroffenen bevond zich de beroemde toneelschrijver Bertolt Brecht, die samen met veertig andere mensen hun Duitse staatsburgerschap verloor vanwege schendingen van de “plicht van loyaliteit jegens het Reich en het volk”. Deze beslissing had blijvende gevolgen voor Brecht, die in de daaropvolgende jaren ook een controversieel figuur in de theaterwereld zou worden. De exacte achtergrond van deze ontheemding hangt nauw samen met de toenmalige politieke situatie in Duitsland, waarin de nationaal-socialisten represailles namen tegen kunstenaars en intellectuelen. Dit wordt ook gedaan door de Wikipedia verlicht.
Maar het lot van Brecht weerspiegelt niet alleen de persoonlijke gevolgen van zijn ontheemding. Hij werd Oostenrijks staatsburger in 1950, en deze stap veroorzaakte publieke verontwaardiging toen het in 1951 bekend werd. Bergtolt Brecht woonde destijds in Oost-Berlijn en werd gezien als een aanhanger van het communistische regime in de DDR. De theaters in Wenen reageerden op deze controverses door zijn werken te boycotten. Van 1948 tot 1963 waren er geen uitvoeringen van zijn toneelstukken in enig gevestigd theater in Wenen. Sleutelfiguren in de boycot waren onder meer de publicisten Hans Weigel en Friedrich Torberg, evenals de Burgtheater-directeur Ernst Haeussermann.
Doorbraak in de theaterwereld
Al in de jaren twintig en dertig was Brechts werk in Wenen slechts in beperkte mate te zien. Zo werd ‘The Good Man of Sichuan’ in 1946 opgevoerd en ‘Mother Courage and Her Children’ in 1948, maar het aantal uitvoeringen bleef beperkt. Na het schandalige incident rond Brechts staatsburgerschap weigerden de grote theaters, vooral het Burgtheater, nog verdere producties van zijn toneelstukken op te voeren. Dit resulteerde in een aanzienlijk cultureel isolement voor Brecht en maakte de toegang tot zijn werk uiterst moeilijk. De Bietigheim krant kijkt naar de culturele impact van deze ontwikkelingen en de feodale structuren in de theaterindustrie.
De boycot van Brechts werken was niet alleen een lokale aangelegenheid, maar had ook internationale dimensies. De eerste scheuren in deze boycot verschenen in het seizoen 1962-1963: het Volkstheater vertoonde ‘Mother Courage and Her Children’, een première die een ‘blokkadebreker’ werd genoemd en gemengde reacties van de pers opriep. Er waren ook uitzonderingen eind jaren vijftig en begin jaren zestig, zoals optredens in het operagebouw van Graz. Pas in 1966 vierde Brecht zijn debuut in het Burgtheater met ‘Life of Galileo’, waardoor de situatie voor zijn werken geleidelijk verbeterde.
Anders dan in Oostenrijk was de boycot in de Bondsrepubliek Duitsland niet zo opvallend. De controverse rond Brechts werk en zijn rol in de samenleving bleef echter tot in de jaren zeventig een onderwerp van intensief debat. Het debat over zijn nalatenschap en de waarden waar hij voor stond neemt zowel toen als nu een prominente plaats in in de theaterdiscussie.
Deze historische gebeurtenissen en ontwikkelingen herinneren ons eraan hoe verweven kunst en politiek zijn en welke uitdagingen kunstenaars in repressieve tijden moeten overwinnen.